Het Offer

Het feest is een van de uitingen van de religie en een groot ritueel daarvan. Dat toont het grote belang ervan in de islam. Elk islamitisch feest is immers verbonden met een belangrijk religieus ritueel: het Suikerfeest komt als afsluiting van de maand Ramadan en als dank aan God, terwijl het Offerfeest samenvalt met de dagen van de gezegende hadj, en waarin de offers worden gebracht.

Het offerdier is een dier van het vee dat tijdens de dagen van het Offerfeest wordt geslacht als een vorm van toenadering tot Allah, de Verhevene. Het wordt zo genoemd omdat het slachten begint op het tijdstip van ad-duhaa (de vroege ochtend). Wat betreft de religieuze status ervan, verschillen de geleerden: sommigen beschouwen het als een sterk aanbevolen soenna, terwijl anderen het als verplicht beschouwen. Allah heeft dit verduidelijkt in de Koran, onder meer in Zijn woorden:
“Voorwaar, Wij hebben jou al-Kawthar gegeven. Verricht daarom het gebed voor jouw Heer en slacht. Voorwaar, jouw haters: zij zijn degenen zonder nageslacht.”

Voorwaarden voor het offer en de offeraar

Het offeren is het opvolgen van de geboden van Allah en een manier om dichter bij Hem te komen. Het slachten van het dier is beter dan het schenken van zijn waarde in geld. Het leert de mens nederigheid, het uitdragen van de eenheid van God en het noemen van Zijn Naam. Het brengt ook verruiming en vreugde voor de persoon zelf, voor zijn gezin en voor de armen en behoeftigen.

Opdat het offer geldig en aanvaard is, moet aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, zowel door het offerdier als door de offeraar. Deze voorwaarden zijn:

Voorwaarden voor het offerdier:

1. Het moet vee zijn van de bekende diersoorten die in de Koran zijn genoemd. Allah zegt:
   “Voor elke gemeenschap hebben Wij een offerplaats vastgesteld, opdat zij de Naam van Allah noemen over het vee waarmee Hij hen heeft voorzien.”

2. Het moet de voorgeschreven leeftijd hebben bereikt, namelijk een jadha‘a van de schapen of een thaniyya van de andere soorten.

3. Het moet vrij zijn van gebreken die het offer ongeldig maken, zoals:

   • duidelijk zichtbare blindheid

   • duidelijke ziekte

   • duidelijk mank lopen

   • extreme magerte
     en andere ernstige gebreken.

4. Het moet eigendom zijn van de offeraar; men mag geen dier offeren dat men niet bezit.

5. Het mag niet belast zijn met rechten van anderen, zoals een dier dat als onderpand staat; een verpand dier mag niet worden geofferd.

6. Het moet worden geslacht binnen de voorgeschreven tijd, namelijk na het stenigen van de grote Jamarah (Jamarat al-‘Aqabah).
   Wie voor die tijd slacht, diens offer is ongeldig en geldt slechts als een liefdadigheid, en hij moet een ander dier slachten als geldig offer.